Elk object dat in een bepaald land of binnen een gegeven sociaal-economische context algemeen wordt aanvaard als betaling voor goederen en diensten (betaalmiddel).
Geld is een economisch goed dat tot taak heeft het ruilverkeer te vergemakkelijken: het is een ruilmiddel dat gebruikt kan worden om goederen en diensten te kopen en is tevens een maatstaf voor de waarde van die goederen en diensten, een rekeneenheid. Om geld als ruilmiddel te kunnen gebruiken moet het algemeen aanvaard, duurzaam, homogeen en gemakkelijk deelbaar zijn. Ook moet het compact zijn, waardoor het zonder veel kosten vervoerd en opgeslagen kan worden. Een andere belangrijke eigenschap voor geld, om goed als ruilmiddel te kunnen functioneren, is dat het waardevast is.
In het dagelijks leven denken we bij het horen van het woord 'geld' vaak meteen aan munt of papier - bankbiljetten of muntbiljetten - om mee te betalen: we noemen dit chartaal geld. Daarnaast is er ook giraal geld, niet-fysiek geld, rekensaldi op rekeningen (bijvoorbeeld bankrekeningen). En verder zijn er ook wissels; een wissel is een schriftelijke belofte tot betaling van een vastgelegd geldbedrag (de cheque is feitelijk een vorm van een wissel).
Engels: money.
Zie ook: betaalmiddel, wettig betaalmiddel, geld is gestold vertrouwen, pecunia, munt, munten, munteenheid, valuta, deviezen, muntstuk, muntbiljet, bankbiljet, cash, contanten, baar geld, fiduciair geld, grondstofgeld, chartaal geld, giraal geld, elektronisch geld, geld ophalen, geld uit de muur halen, geldautomaat, cryptografisch geld, interest, rente, wissel, cheque, steekpenningen, dood geld, grof geld, gratis geld, easy money, grote geld, geldhaai, pasmunt, sterke munt, zwakke munt, monetair, geldstelsel, seigniorage, centrale bank, circulatiebank, currency board, geldpers, geldhoeveelheid, geldkraan, monetariseren, geldschepping, geldontwaarding, inflatie, liquiditeit, liquiditeitsgolf, gouden standaard, wisselkoers, kasstroom, vrije kasstroom, cash is king, zwart geld, wit geld, grijs geld, uitkering, wachtgeld, toelage, gift, schenking, donatie, dotatie, douceurtje, à fonds perdu, steekpenningen, tipgeld. Bargoens: pecunia, doekoe, mans, moos, ping ping, poen, pecunia, slappe was, jatmoos. Vergelijk: ruilhandel, ruileconomie.
Tip anderen
|