Ook: goudstandaard. Een situatie waarbij de gehele geldhoeveelheid wordt gedekt door goud of deviezen.
De waarde van een munt (valuta) wordt in dit systeem gekoppeld aan de prijs van goud.
Valuta’s in de vorm van munten en papiergeld kunnen tegen een vaste pariteit worden omgezet in goud.
Groot-Brittannië was in feite het eerste land dat een goudstandaard opzette. Dat gebeurde in 1816, nadat de wisselkoers van het pond tegenover goud in 1717 door Sir Isaac Newton was vastgesteld op 3,811 pond sterling per ounce.
Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak begonnen veel landen meer en meer geld te drukken om de kosten van de oorlog te financieren. Dit leidde uiteindelijk tot hyperinflatie. Omdat er zoveel meer geld in omloop was gekomen, schortten de meeste landen de inwisselbaarheid van hun munteenheid voor goud op, omdat de nationale goudreserves niet langer opwogen tegen de gestegen geldhoeveelheid.
De Britse goudstandaard bezweek in 1931. Later werd in 1944 op de conferentie van Bretton Woods de goudwisselstandaard ingevoerd.
Sommige economen menen dat de Europese muntunie vergelijkbaar is met het systeem van de gouden standaard en daardoor ook gedoemd is te mislukken.
Zie ook: goud, broodje, goudreserve, metalisme, geld, wisselkoers, vaste wisselkoers, geldhoeveelheid, devaluatie, revaluatie, Bretton Woods, Bretton Woods II. Vergelijk: goudwisselstandaard, goldbug, fiduciair geld, tekenmunt.
Tip anderen
|