Hoeveelheid goederen die men voor een bepaald bedrag (bijvoorbeeld een modaal inkomen) kan kopen. In een periode van inflatie daalt de koopkracht omdat men voor hetzelfde bedrag minder goederen kan kopen dan voorheen.
Men onderscheidt statische en dynamische koopkracht (zie aldaar).
Voorbeeld
'Na vier jaar daling is de koopkracht vorig jaar met 1,5 procent toegenomen. Met gemiddeld 2,7 procent gingen werknemers er het meest op vooruit. Maar over de hele linie profiteren bevolkingsgroepen van de langzaam aantrekkende economie, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maandag. Dat werknemers in 2014 meer te besteden hadden, komt mede doordat de pensioenpremies zijn verlaagd. Bij ambtenaren werkte deze premieverlaging het sterkst door. Ook de koopkracht van mensen met een uitkering steeg, nadat deze groep er jaren op achteruit was gegaan. Bijstandsontvangers gingen er met 1,8 procent het meest op vooruit. Bij gepensioneerden was de stijging met gemiddeld 0,4 procent aan de magere kant.'
Bron: Nu.nl - 07-09-2015.
Engels: purchasing power.
Zie ook: arbeid, loon, inkomen, nominaal inkomen, kostwinner, hoofdkostwinner, huishouden, huishoudboekje, statische koopkracht, dynamische koopkracht, koopkrachtnorm, koopkrachtplaatje, koopkrachtwolk, koopkrachtrisico, koopkrachtpariteit, bijstandsniveau, lage-inkomensgrens, Jan met de pet, Jan Modaal, Joe Sixpack, nominaal inkomen, inflatie, persoonlijke inflatiecalculcator, indexatie, prijsstabiliteit, kosten van levensonderhoud, levensduurte, prijscompensatie, welvaartsvast, waardevast, nullijn, progressiekop, lastenverlichting, nominale rechten, deflatie, biflatie, Big Mac-index, MIMOSI. Vergelijk: inflatie.
Tip anderen
|