Een economische eenheid, zoals een gezin, een onderneming of de overheid.
Bij gezinnen wordt ook wel gesproken over particuliere huishoudens.
Het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hanteert de volgende definitie:
'Een huishouden bestaat uit één (alleenstaande) of meerdere personen. Een verzameling van één of meer personen die een woonruimte bewoont en daar zichzelf voorziet, of door derden wordt voorzien, in dagelijkse levensbehoeften.'
Voorbeeld
- 'Beleggende huishoudens schieten uit de startblokken in 2024: 11,3 miljard winst - Nederlandse beleggers hebben een goed eerste kwartaal achter de rug: in de eerste drie maanden van 2024 steeg de waarde van de gezamenlijke beleggingen met € 13,1 miljard. Huishoudens boekten een rendement van € 11,3 miljard door gestegen beurskoersen en deden daarbovenop nog voor € 1,8 miljard aan netto aankopen. De totale waarde van beleggingen van Nederlandse huishoudens steeg daardoor tot € 180,1 miljard (+7,8%). De stijging met € 13,1 miljard is de grootste kwartaaltoename sinds eind 2020, toen de beurzen sterk opveerden tijdens de coronapandemie.
Bron: DNB Nieuwsservice, 21-5-2024
- 'Huishoudens hebben in de maand mei 1,2 procent meer uitgegeven aan goederen en diensten dan in dezelfde maand vorig jaar. De groei van de consumptie was daarmee groter dan in april, toen er 0,4 procent meer werd besteed. Dat meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dinsdag.'
Bron: DFT.nl - 20-07-2010.
Zie ook: staatshuishouding, huishoudboekje, huishoudinkomen, éénverdiener, éénoudergezin, alleenstaande, tweeverdieners, kostwinner, hoofdkostwinner, kost en inwoning, kostgeld, consumptie, loon, inkomen, koopkracht, koopkrachtplaatje, zombie household, DINKS, DEWKS.
Tip anderen
|