Ook: lastgever-agenttheorie.
Een theorie die verklaart hoe het beste relaties tussen twee groepen - de principaal ('the principal') en zijn agent - georganiseerd kunnen worden (Eisenhardt, 1985).
Onder een principaal wordt de persoon of instantie verstaan die iets van een ander verwacht c.q. die bepaalt wat er gedaan moet worden; de agent moet zorgen voor de uitvoering.
Voor 'principaal' zouden we ook 'de aandeelhouder(s) kunnen lezen, en voor 'agent' het bestuur c.q. management van een onderneming. De agency theorie wordt gebruikt om de relatie tussen de 'principal' (bijvoorbeeld de aandeelhouder) en zijn 'agent' (het management van een onderneming) te beschrijven en hoe de aandeelhouders ervoor kunnen zorgen dat het management de waarde van de onderneming maximaliseert.
De theorie stelt dat er in het geval van informatie-asymmetrie en onzekerheid - waarvan ook sprake is bij ondernemen en ondernemingen - twee problemen optreden, namelijk 'averechtse selectie' en 'moral hazard' (moreel risico).
In de beleggingsleer wordt in dit verband ook vaak het voorbeeld aangehaald dat een onderneming overtollige middelen eerder aanwendt voor inkoop van eigen aandelen dan voor een uitkering van dividend in het geval dat het management een aan de aandelenkoers gekoppelde beloning heeft.
Aangenomen wordt dan dat inkoop van eigen aandelen tot een grotere koersstijging leidt dan het uitkeren van een (eenmalig) hoger dividend.
Engels: agency theory, principal-agent theory.
Zie ook: contracttheorie, agent, agentuurovereenkomst, shareholder value benadering, averechtse selectie, moral hazard.
Tip anderen
|