Kleine groep die zich in een markteconomie in toenemende mate land en kapitaal toeëigenen, en arbeid op zo’n manier inzetten dat zij er zelf rijker van worden. Op een gegeven moment wordt de marktelite zodanig vermogend – niet slechts in land en kapitaal, maar ook in macht en invloed – dat ze in staat is haar sociaal-economische superioriteit ook politiek in steen te graveren (en hiermee structureel een bevoorrechte positie verwerft).
Begrip uit het boek 'The Invisible Hand', het in oktober 2016 verschenen werk van Professor Bas van Bavel, hoogleraar Economische en Sociale Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht.
Engels: market elite.
Zie ook: markteconomie, inkomensongelijkheid, vermogensongelijkheid, limitarisme, the haves and the have nots, Piketty, Mattheuseffect, socialisme voor de rijken, socialise the losses, privatise the gains, ultrarijken, ultra high net worth individuals, plutocratie, plutonomie, grootkapitaal. Vergelijk: schaduwelite, kleine-bufferkapitalisme.
Tip anderen
|