Aanduiding voor een economie waarin er grote verschillen in inkomen en rijkdom bestaan, zoals bijvoorbeeld in de VS. Daar bezit de 'bovenste' 1% van de huishoudens meer rijkdom dan de 'onderste' 90%.
De term werd in 2005 gebruikt door de econoom Ajay Kapur die voor een plutonomie een aantal bijzondere kenmerken definieerde. Zo was bijvoorbeeld in 2005 in de VS de rijkste 20% verantwoordelijk voor ongeveer 60% van de consumptieve uitgaven. Dit heeft onder meer tot gevolg dat hoge grondstoffenprijzen veel minder invloed hebben op de economie dan volgens de tekstboeken te verwachten is: rijken hoeven immers hun bestedingen niet terug te schroeven.
Ook lenen zij veel grote bedragen zonder dat zij daardoor in de problemen (kunnen) komen.
Kort gezegd: volgens deze theorie heeft het in een plutonomie weinig zin om te kijken naar bijvoorbeeld de gemiddelde consument of de gemiddelde schuld per huishouden.
Andere plutonomieën zijn - naast de VS - waarschijnlijk Canada en Australië.
Engels: plutonomy.
Zie ook: superrijken, oud geld, nieuw geld, tycoon, baron, magnaat, tsaar, nouveau riche, happy few, oligarch, superbelegger, filantrokapitalist, high net worth individuals, Forbes’ Cost of Living Extremely Well Index, Bloomberg Billionaires Index, Gini-coëfficient, Lorenz-curve, positional wealth.
Tip anderen
|