Ook: gelukseconomie, betekeniseconomie.
De studie naar, en meting van, het menselijk welzijn, met name de relatie tot allerlei factoren als arbeid, werkgelegenheid, financiën, huisvesting, gezondheid, onderwijs, persoonlijke ontwikkeling, vrije tijd, recreatie, gezin, vrienden en kennissen, vrijheid, politieke rechten, milieu, duurzaamheid, zingeving en dergelijke; binnen 'happiness economics' wordt dus niet alleen naar factoren als welvaart en gekeken, maar naar een veel bredere set van factoren (zie onder andere ook het begrip ‘brede welvaart’. Een vakgebied waarin economie, gedragseconomie, sociologie, psychologie en dergelijke worden gecombineerd.
De mate van geluk hangt maar ten dele samen met materiële welvaart (zoals inkomen per hoofd van de bevolking). Onderzoek heeft aangetoond dat binnen een bepaald land rijkere mensen gemiddeld genomen gelukkiger zijn dan armere mensen, maar dat mensen in rijkere landen niet noodzakelijkerwijs gelukkiger zijn dan mensen in armere landen. De perceptie van geluk kan sterk verschillen per cultuur en taal.
Engels: happiness economics, economics of happiness.
Zie ook: brede welvaart, welzijn, menselijk kapitaal, sociaal kapitaal, natuurlijk kapitaal, bruto nationaal geluk, Happy Planet Index, Human Development Index, Gross National Happiness index, Gallup's Global Wellbeing, World Happiness Report, Better Life Index, Social Progress Index, Hoopbarometer, Legatum Prosperity Index, Mercer's Quality of Living index, Global Entrepreneurship Monitor, World Press Freedom Index, Corruption Perceptions Index, Millenniumdoelstellingen, menselijk kapitaal, sociaal kapitaal, slow money, sociaal bankieren, arbeidsomstandigheden, duurzaamheid, rentmeesterschap, nieuwe normaal, balanseconomie, balansburger, ontwikkelingsland, levensstandaard, verzorgingsstaat. Vergelijk: welvaart, economische groei, affluenza, groeiverslaving, betekeniseconomie, donuteconomie.
Tip anderen
|