De klassieke economische theorieën stellen dat de economie door een vrije werking van vraag en aanbod automatisch tot een marktevenwicht zal komen: een situatie waarin er geen overbodige productieoverschotten of tekorten zijn en waarin goederen en diensten op basis van hun precieze schaarste gewaardeerd worden (prijsmechanisme).
Ingrepen van de overheid worden als remmend en verstorend gezien.
De term 'klassieke economen' werd voor het eerst gebruikt door Karl Marx om vroegere denkers op economisch gebied als Adam Smith (1723 - 1790), David Ricardo (1772 - 1823), Thomas Robert Malthus (1766 - 1834) en John Stuart Mill (1806 - 1873) aan te duiden.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd teruggegrepen op de klassieke economen, onder andere door het neoliberalisme. Steeds meer vatte de mening post dat de economie in het slop was geraakt door doordat de overheid te veel had ingegrepen in de economie. Door hoge belastingen, inkomensnivellering, minimumlonen, prijsbeschermingen en tariefmuren zou de overheid de marktwerking hebben tegengewerkt waardoor producten en productiefactoren onder- of overgewaardeerd zouden worden en de economie alleen maar verder van het marktevenwicht zou zijn geraakt. Daarom zou waar mogelijk weer opnieuw marktwerking moeten worden ingevoerd.
Engels: classical economics.
Zie ook: laissez faire, laissez passer, onzichtbare hand, marktmechanisme, prijsmechanisme, aanbodeconomen, aanbodzijde-economie, Chicago School of Economics, neoliberalisme, marktisme, vrijemarktfundamentalisme.
Tip anderen
|