Afgekort: AIQ, aiq.
De arbeidsinkomensquote (AIQ) geeft aan welk deel van het totaal verdiende inkomen van een land (het nationaal inkomen) of bedrijfstak ten goede komt aan de beloning van werknemers en zelfstandigen, en welk deel er wordt gebruikt als een vergoeding voor het kapitaalgebruik van ondernemingen (winst). Hoe hoger de AIQ is, hoe groter het aandeel dat er naar de beloning van de productiefactor arbeid gaat.
De beloning voor arbeid is de loonsom van werknemers plus de toegerekende beloning voor zelfstandigen en meewerkende gezinsleden.
De arbeidsinkomensquote is het complement van de kapitaalinkomensquote (beloning voor productiefactor kapitaal). Een stijging van de arbeidsinkomensquote staat (nagenoeg) gelijk aan de daling van de kapitaalinkomensquote.
Er bestaat een macro-economisch verband tussen de hoogte van de arbeidsinkomensquote en de hoogte van de investeringen en daarmee ook met de werkgelegenheid. Vaak gaat een hoge arbeidsinkomensquote gepaard met een geringe groei van de productie.
In veel westerse economieën is arbeidsinkomensquote sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw fors gedaald; werknemers zijn steeds meer gaan misgelopen van de toegevoegde waarde die zij produceren. Dit terwijl de gemiddelde winsten van grote ondernemingen in die periode fors zijn gestegen (met stijgende kasreserves en dalende bedrijfsinvesteringen). De inkomensongelijkheid en vermogensongelijkheid zijn in deze periode gestegen.
Voorbeeld
- 'Nederland heeft dit jaar en volgend jaar een overschot op de betalingsbalans van bijna 11 procent. Er zijn weinig landen die zo’n enorm overschot hebben. Komt het doordat we eigenlijk te weinig consumeren? Nu heeft De Nederlandsche Bank inmiddels becijferd dat het overschot op de betalingsbalans vooral komt doordat met name grote bedrijven enorm goed bij kas zitten. Maar dat hoeft niet strijdig te zijn. Er is een historische samenhang tussen de laagte van de arbeidsinkomensquote en de hoogte van het overschot op de betalingsbalans. En dus kennelijk ook tussen het winstdeel dat het bedrijfsleven neemt van het nationaal inkomen en de bestedingen van consumenten.'
Bron: column Maarten Schinkel, NRC.nl - 17-12-2015.
- 'Economen van een andere bank, de Rabobank, bliezen vorige week de discussie over een ‘loongolf’ nieuw leven in. De lonen zijn vér achtergebleven, en vooral het grotere, exporterende bedrijfsleven zit dermate goed in de slappe was dat een extra loonstijging goed zou zijn. ....Deze discussie raakt direct aan die over arbeidszekerheid en het vaste contract – nóg zo’n heet hangijzer. De arbeidsinkomensquote, dat deel van het nationaal inkomen dat naar werkenden gaat, blijft volgend jaar staan op 78,1 procent. Maar gecorrigeerd voor zzp’ers staat hij al vér onder de 74, en dat is zeer laag. Bedrijven krijgen navenant een groter deel uit de pot.'
Bron: NRC.nl - 19-09-2016.
- 'De tegenhanger daarvan [van de ‘factor kapitaal’, red. ] is de beloning van de werknemers (‘factor arbeid’). Dat noemen economen de arbeidsinkomensquote. Die had een ondergrens van rond 80 procent. Dat was het loondeel. Inmiddels neigt die arbeidsinkomensquote naar 70 procent. Hij is nu ruim 73. Het CPB ziet ’m eind 2021 op 74 procent staan, als de verzwakte vakbonden de krapte op de arbeidsmarkt tenminste weten te ‘verzilveren’ met hogere lonen.'
Bron: NRC - 13-10-2017.
Zie ook: arbeid, loon, inkomen, toegevoegde waarde, loonsom, toegerekend loon zelfstandigen, loonruimte, loonmatiging, nullijn, loongolf, concurrentiepositie, inkomensongelijkheid, vermogensongelijkheid, betalingsbalans, inclusief kapitalisme. Vergelijk: kapitaalinkomensquote.
Tip anderen
|