De oude economie staat voor de gevestigde ondernemingen met een traditioneel bedrijfsmodel (business model), waarbij het vaak gaat om massaproductie (productie in grote aantallen, tegen een zo laag mogelijke prijs per eenheid), denk aan energie, staal, auto's en voedingsmiddelen.
Een begrip dat wordt gebruikt om het onderscheid met de 'nieuwe economie'. In de nieuwe economie staan innovatie en kennis centraler, en worden vaak andere bedrijfsmodellen gehanteerd.
Voorbeeld
- 'Dat winst en werk hand in hand gaan is een gedachte van de oude economie. In de nieuwe economie gaat winst voor werk. De bedrijfswinsten groeien al jaren vele malen sneller dan het aantal banen of de loonsom. Daardoor stijgt de kapitaalsinkomensquote – het deel van de nationale koek dat naar de beleggers gaat – en daalt de arbeidsinkomensquote – het deel voor de werknemers.'
Bron: Volkskrant - 02-04-2019.
- 'Het resultatenseizoen in de VS lijkt wel op de weerwraak van de ‘oude’ economie. Grondstoffen, energie en zelfs landbouwproducten worden in sneltempo duurder door onderbrekingen als gevolg van Covid-19. Binnen de technologiesector maakten enkele bedrijven wel een uitschuiver. Zo verhoogt Intel de productie, maar dit kost geld en zal op de marges wegen. Het sociale mediaplatform Snap ziet de groei van de online reclame-inkomsten gevoelig vertragen. Naast de strengere privacyregels van Apple adverteren ook bedrijven minder omdat ze consumenten door tekorten toch niet kunnen bedienen.'
Bron: Tijd.be, De Belegger op Zondag - 24-10-2021.
Zie ook: reële economie, cyclisch aandeel, brick-and-mortar (business), kapitaalintensief, industrie, zware industrie, sunset industry, big uglies, rust belt. Vergelijk: nieuwe economie, kenniseconomie, next economy, ambachtseconomie, click-and-mortar (business).
Tip anderen
|