Vertaling van het Engelse 'narrow bank' (ook: 'safe bank'). In het Nederlands worden ook begrippen als 'nutsbank', 'veilige bank' en 'simpele bank' gebruikt. Bedoeld wordt een gedegen, saaie, maar 'ouderwets' veilige (spaar-)bank, waar klanten geld op betaalrekeningen / zichtrekeningen en deposito's kunnen plaatsen, en waarvoor deze klanten als vergoeding rente ontvangen. De tegoeden moeten te allen tijde opneembaar zijn.
Deze tegoeden mogen door de smalle bank alleen in zeer veilige activa-categorieën (risicomijdende producten) gestoken worden, dat wil zeggen cash (gewone kredieten), of zeer veilige rentedragende waarden, zoals schatkistcertificaten of staatsleningen).
De rentevergoeding aan de klant is gelijk aan de rente op staatsleningen minus een kostendekkend tarief voor het exploiteren van de bank.
De smalle bank is een bank met een nutsfunctie, die sterk gebonden is aan regels. Regels die particuliere klant de zekerheid moeten bieden dat er minimale risico’s wordt genomen met zijn spaargelden. Het is een bank met een specialistisch karakter.
Het concept van de smalle bank is een reactie op de universele banken, bankverzekeraars en financiële conglomeraten die in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw zijn ontstaan en de wildgroei op het terrein van (vaak: complexe) financiële producten en riskante beleggingen, die een belangrijke factor blijken te zijn geweest bij het ontstaan van de kredietcrisis (2007-2009). Een van de voorvechters van de smalle bank is Paul de Grauwe, hoogleraar internationale economie te Leuven. Steeds vaker wordt inmiddels gepleit voor een scheiding van de eenvoudige financiële dienstverlening, zoals sparen en betalen, en risicovolle activiteiten op de financiële markten.
Zie ook: nutsbank, boetiek, nichespeler, challenger bank, neobank, Glass-Steagall Act, Volcker Rule. Vergelijk: Allfinanz, universele bank, bankverzekeraar, financieel conglomeraat, financiële supermarkt, grootbank, algemene bank, schaduwbank, investeringsbank, centrale bank, bank der banken.
Tip anderen
|