Ook: peildatum-arbitrage.
Het uitvoeren van transacties om een op een peildatum gewenste (voordelige) situatie te bereiken.
Bijvoorbeeld als het rendement op spaargeld substantieel lager dan het rendement op overige bezittingen, dan zou het aantrekkelijk kunnen lijken om kort voor de peildatum van de belastingen van 1 januari bijvoorbeeld de beleggingsportefeuille te verkopen, de opbrengst op een bankrekening aan te houden en vervolgens na 1 januari weer beleggingen aan te kopen. Of voor het einde van het jaar (het jaarultimo) tijdelijk schulden aan te gaan en ze na 1 januari weer af te lossen.
In het bijzonder wordt hiermee gedoeld op de (tijdelijke: van 2023 tot en met 2026) wetgeving inzake de vermogensbelasting. De peildatum voor de vaststelling van het vermogen is 1 januari; gevreesd wordt dat belastingplichtigen tegen die tijd beleggingen omzetten in spaargeld dat nauwelijks wordt belast.
Er is daarom ook een anti-misbruikbepaling om peildatum-arbitrage tegen te gaan. Deze bepaling zorgt ervoor dat rond de peildatum het tijdelijk omzetten van overige bezittingen naar spaargeld of het tijdelijk aangaan van schulden niet leidt tot een lagere belastingheffing. Het gaat daarbij om transacties in een periode van drie maanden rond de peildatum.
Voorbeeld
'Peildatumarbitrage, een woord waar u waarschijnlijk nog nooit van heeft gehoord. Maar het is momenteel actueler dan ooit. Naar aanleiding van het ‘kerst-arrest’ van 24 december vorig jaar, waarmee bepaald werd dat de overheid te veel belasting vroeg over spaargeld, is de box 3-wetgeving gewijzigd. Vanaf 1 januari aanstaande geldt er een overbruggingsregime tot het moment dat de nieuwe box 3-wetgeving in zal gaan. In die nieuwe wetgeving zal gerekend gaan worden met een werkelijk behaald rendement, maar naar verwachting is dit niet eerder dan per 2026. Tot dat moment heeft u te maken met de ‘Overbruggingswet box 3’. Nieuw in deze wet is dat de samenstelling van het vermogen op de peildatum van 1 januari bepaalt hoeveel belasting er verschuldigd zal zijn over het vermogen. Volgend jaar wordt spaargeld belast tegen 0,36 procent (vooralsnog, het definitieve tarief wordt pas begin 2024 bekend gemaakt) terwijl overig vermogen, waaronder obligaties en aandelen, wordt aangeslagen tegen een fictief rendement van 6,17 procent. De consequentie van een lagere heffing over spaargeld is dat beleggers veelal slechter af zijn vanaf volgend jaar. '
Bron: Fintessa, column Krist Plaizier - 23-12-2022.
Zie ook: arbitrage, belastingverschuiving. Vergelijk: balans oppoetsen, earnings management, window dressing, creatief boekhouden, kasschuif, saldosjoemelaar.
Tip anderen
|