Het door een overheid van een land waar zich grote voorraden van bepaalde grondstoffen bevinden onder druk zetten van ondernemingen, landen of internationale markten die deze grondstoffen afnemen.
In het eerste geval kan gedacht worden aan (gehele of gedeeltelijke) nationalisatie, beperking van investeringen (en/of winstrechten) en heronderhandeling van eerder afgesloten contracten.
In het tweede geval kan het bijvoorbeeld gaan om het afdwingen van politieke concessies onder dreiging met leveringsbeperkingen of prijsverhogingen. Zo kan de uitvoer van een grondstof beperkt worden.
Voorbeeld
'Grondstof elektro- auto in bezit van ’verkeerde’ landen - Ooit van neodymium gehoord? Neodymium is essentieel voor de fabricage van de permanente magneten die de elektromotor van bijvoorbeeld de Toyota Prius laten draaien. ...Probleem is echter dat vrijwel de gehele wereldvoorraad aan neodymium zich in China bevindt. De afgelopen jaren heeft dat land ten behoeve van de eigen permanente magnetenindustrie de export geleidelijk verminderd. De prijs is inmiddels geëxplodeerd en de Amerikanen trekken de vergelijking met de olieafhankelijkheid van het Midden-Oosten.'
Bron: Trouw - 05-06-2009.
Bij grondstoffennationalisme kunnen allerlei strategische, economische of (geo-)politieke motieven een rol spelen. Grondstoffennationalisme kan op bepaalde markten leiden tot schaarste en zal meestal een prijsopdrijvend effect hebben.
Engels: resource nationalism.
Zie ook: nationalisme, geopolitieke risico's, grondstoffen, natuurlijke hulpbronnen, protectionisme, olienationalisme, oliereserves, peak oil, oliecrisis, olieschok, zeldzame aardmetalen, agflatie, stagflatie, peak water. Vergelijk: centennationalisme, vaccin-nationalisme.
Tip anderen
|