De onrust op de financiële markten in januari en februari 2010 als gevolg van het risico dat Griekenland in betalingsproblemen zou kunnen raken (landenrisico), en ook dat Portugal en Spanje - de garlic belt - in het kielzog hiervan als volgende meegesleurd zouden kunnen worden. Ook is er vrees voor de besmetting van andere landen; zo hebben bijvoorbeeld Duitse banken grote Griekse belangen.
Door het sterk afgenomen vertrouwen in de zuidelijke landen in het eurogebied is er grote onrust op de kapitaalmarkt ontstaan. Zo is er onder andere sprake van kapitaalvlucht, gestegen koersen van staatsleningen van de als sterk beschouwde eurolanden (zoals Duitsland, Nederland en Frankrijk), terwijl de koersen van Griekse, Spaanse en Portugese staatsleningen juist daalden.
Ook: Griekse schuldencrisis, knoflookcrisis, Ouzo-crisis; Zorbacrisis.
Zie ook: eurocrisis, G-woord, schuldencrisis, PIIGS, garlic belt, knoflookcrisis, euro, eurozone, eurozondaars, financiële stabiliteit, financieel systeem, vertrouwen, besmetting, systeemrisico, staatsschuld, Pact voor Stabiliteit en Groei, Europees Monetair Fonds, Trojka, neuro, zeuro, eurosclerose, global macro, Griekenlandscenario, Frankenschock, diaspora bonds, Geuro, Gresham's Law.
Tip anderen
|