Een conjunctuurindicator die is ontwikkeld door De Nederlandsche Bank (DNB). De DNB-conjunctuurindicator geeft in twee afzonderlijke indices de huidige stand van de conjunctuur en de ontwikkeling in de nabije toekomst weer.
De eerste index, de referentie-index van de DNB-conjunctuurindicator, beschrijft de huidige toestand van de conjunctuur met een vertraging van twee maanden en is gebaseerd op de industriële productie, de consumptie door huishoudens en de werkgelegenheid.
De tweede index, de voorlopende (conjunctuur-)indicator repliceert de referentie-index en voorspelt zijn ontwikkeling in de komende zes maanden. Deze voorspelling is gebaseerd op informatie ontleend aan elf variabelen, waaronder financiële indicatoren, consumenten- en producentenenquêtes, reële huizenprijzen en maatstaven van reële activiteit.
De DNB-conjunctuurindicator geeft de conjunctuur weer als gestandaardiseerde afwijking ten opzichte van de trend (de referentie-index). Een positieve (negatieve) index betekent dan dat het niveau van economische activiteit boven (onder) zijn trendmatige niveau ligt. Een toenemende (afnemende) index betekent dat het niveau van economische activiteit harder (langzamer) groeit dan zijn potentiële groei. Volgend op een top kunnen de volgende vier opeenvolgende fases van de conjunctuurgolf worden gekarakteriseerd:
- afkoeling: de index is positief, maar afnemend;
- recessie; de index is negatief en afnemend, welke eindigt in een dal;
- herstel: de index is negatief, maar toenemend;
- hoogconjunctuur: de index is positief en toenemend.
Bron: De Nederlandsche Bank.
Zie: indicator, conjunctuur, lagging indicator.
Tip anderen
|