begroting |
| Overzicht dat een raming geeft van de inkomsten (baten) en uitgaven (lasten) van een project, taak, huishouden, organisatie, land en dergelijke, vaak over een bepaalde periode (vaak een jaar).
Bijvoorbeeld de rijksbegroting die ieder jaar op Prinsjesdag door de Nederlandse regering wordt gepresenteerd.
Engels: budget.
Zie ook: begroten, budget, publieke sector, openbare financiën, kosten en baten, vaste kosten, variabele kosten, rijksbegroting, tegenbegroting, fabeltjesbegroting, budget, budgetteren, budgetcyclus, begrotingsregels, kaderbegroting, begrotingskader, uitgavenkader, begrotingsdiscipline, onderuitputting, begrotingsevenwicht, schuld, bezuinigen, ombuigen, financieel spoorboekje, financieel dagboek, huishoudboekje, Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting, exploitatiebegroting, oormerken (van geld), doeluitkering, rijksbegroting, staatskas, financieringstekort, staatsschuld, primair begrotingsoverschot, primair begrotingstekort, begrotingsreserve, kasschuif, eindejaarsmarge, potverteren, schuldhoudbaarheid, inverdieneffect, burgerbegroting, Algemene Financiële Beschouwingen, Miljoenennota, Prinsjesdag, voorjaarsnota, najaarsnota, Zalmnorm, eurocrisis, sixpack (EU), twopack (EU), begrotingstsaar, Congressional Budget Office.
Tip anderen
| |