Van oorsprong: een aantal munten dat men in de broekzak heeft. Maar in het spraakgebruik gaat het om een geldbedrag voor kleine (dagelijkse) uitgaven.
Meestal gebruikt in de context van ouders in verhouding tot hun kinderen: geld dat op reguliere basis - bijvoorbeeld wekelijks of maandelijks - aan hun kind wordt gegeven. Maar ook hulpverleningsinstanties verstrekken vaak zakgeld aan cliënten aan wie zij zorg verlenen.
Door de digitalisering van het betalingsverkeer wordt zakgeld steeds vaker overgemaakt naar een bankrekening.
Voorbeeld
'Een paar euro zakgeld is voor de meeste kinderen genoeg als het bedoeld is voor kleine dingen als snoep en speelgoed, meldt het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud). Het instituut meldt dat kinderen van 5 jaar oud gemiddeld 0,50 euro per week krijgen. Voor 12-jarige kinderen ligt het bedrag tussen de 2,30 en 3 euro. Ook het Nibud meldt dat het belangrijk is dat kinderen zakgeld krijgen om de waarde van geld te leren kennen. "Niet alles kan, je moet keuzes maken. Op = op", schrijft het instituut.'
Bron: RTL Nieuws - 19-04-2022.
Engels: pocket money.
Zie ook: geld, geldbesef, zakcentje, munt, contanten, financiële geletterdheid, budget, huishoudboekje, toelage, appeltje voor de dorst, spaargeld, Week van het Geld. Vergelijk: kleedgeld.
Tip anderen
|