Amerikaans econoom (1919-1996) die een theorie ontwikkelde over de kwetsbaarheid van markten voor speculatie; zie hiervoor Minsky-moment.
In goede tijden hebben beleggers steeds de neiging om te gaan speculeren; hoe langer de goede tijden, hoe groter de (vaak gefinancierde) speculatie. Uiteindelijk dalen de koersen opeens en komt er een moment dat de opbrengsten van de bezittingen onvoldoende zijn voor het aflossen van de leningen en gaan kredietverschaffers hun leningen opeisen (en verstrekken geen nieuwe leningen meer).
Door de verkoop van de onderliggende waarden dalen de prijzen steeds verder, waardoor het probleem verder wordt vergroot.