Fout gaan, in de problemen raken, verkeerd aflopen, onderuit gaan.
In het financiële jargon vaak gebruikt voor failliet gaan of zwaar verliezen.
De bietenbrug was vroeger een brug waar de karren met suikerbieten overheen moesten; na een paar vrachten werd de brug spekglad waardoor men bij het opgaan van de brug regelmatig onderuitging; dat is waarschijnlijk de oorsprong van deze uitdrukking.
Zie ook: verlies, financieel lek, strop, tegenvaller, zeperd, nat gaan, verdampen, onderuit gaan, nat gaan, omvallen, faillissement. Vergelijk: onder water (staan).
Tip anderen
|