Ook: overtollige besparingen.
Het deel van het beschikbaar inkomen / nationaal inkomen dat niet gebruikt wordt voor de (nationale) consumptieve bestedingen. Dus: het verschil tussen inkomsten en uitgaven.
Voorbeeld
'Tijdens de lockdown en de pandemie was duidelijk sprake van een stijging van de spaartegoeden. Mensen konden nauwelijks of niet de deur uit en gaven dus haast geen geld uit aan reizen en restaurantbezoek. De particuliere consumptie kromp en tegelijkertijd nam de spaarquote toe. De extra vrije besparingen, ook wel ‘overtollige besparingen’ genoemd, bedroegen in 2020 32,6 miljard euro. Het overgrote deel van deze overtollige besparingen was onvrijwillig. Dat wil zeggen dat huishoudens voor een belangrijk deel spaarden omdat de mogelijkheden om geld uit te geven beperkt waren. Ook spaarden huishoudens als gevolg van de toegenomen economische onzekerheid uit voorzorg bijna 5 miljard euro.'
Bron: DNB - 30-01-2025.
Zie ook: spaartegoeden, spaarquote, spaaroverschot, spaarparadox. Vergelijk: collectieve besparingen.
Tip anderen
|