Werknemers met een pensioenregeling gebaseerd op een kapitaal- of premie-overeenkomst kunnen op de pensioendatum worden geconfronteerd met tegenvallende pensioenresultaten als gevolg van lage beurskoersen en/of lage rentestanden voor aankoop van pensioen. Om deze tegenvallende resultaten tegen te gaan bestaat er onder de Pensioenwet de mogelijkheid om een pensioenknip toe te passen.
Bij een pensioenknip wordt het pensioenkapitaal op de pensioendatum gesplitst in een deel dat direct wordt gebruikt voor een tijdelijke pensioenuitkering en een deel dat later wordt aangewend voor een levenslange pensioenuitkering. Het resterende pensioenkapitaal wordt uitgesteld, waarmee na afloop van de tijdelijke periode (de ‘knipperiode’) het levenslange pensioen wordt aangekocht. Hiermee kan worden gespeculeerd op stijgende beurskoersen en/of rentestanden waardoor na afloop van de tijdelijke periode mogelijk een hoger pensioen kan worden verkregen.
De hoogte van de tijdelijke uitkering wordt vastgesteld op de hoogte die een levenslange uitkering op de pensioendatum zou hebben.
De exacte vorm van de pensioenknip is gebonden aan fiscale en juridische regelgeving.
De mogelijkheid om met het pensioenkapitaal een geknipt pensioen aan te kopen bestaat indien de expiratiedatum van de pensioenverzekering is gelegen na 31 december 2008 en voor 1 januari 2014. Ook mag het geëxpireerde kapitaal nog niet zijn omgezet in een levenslang pensioen.